Quantcast
Channel: schulden en beslag
Viewing all 119 articles
Browse latest View live

Collectieve schuldenregeling is toelaatbaar voor een zaakvoerder van een vennootschap

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
maa, 02/05/2016
A.R.: 
S.15.0112.F

Een zaakvoerder van een BVBA kan toegelaten worden tot de collectieve schuldenregeling. 

Weliswaar stelt artikel 1675/2, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, dat mag enkel een natuurlijk persoon, die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling kan indienen.

De koopman, in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel, is hij die voor eigen rekening, hetzij in eigen naam, hetzij bij mandataris of aangestelde, gewoonlijk zogeheten daden van koophandel stelt.

Enerzijds vormt een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid krachtens artikel 2, Wetboek van Vennootschappen, een juridische persoonlijkheid die zich onderscheidt van die van de vennoten.

Luidens artikel 210, eerste lid, van dat wetboek verbinden de vennoten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid slechts hun inbreng en kunnen hun rechten alleen worden overgedragen onder bepaalde voorwaarden.

Bijgevolg verleent de omstandigheid dat een natuurlijk persoon een vennoot van een dergelijke vennootschap is, hem niet de hoedanigheid van koopman.

Anderzijds bepaalt artikel 61, § 1, van datzelfde wetboek dat de vennootschappen handelen door hun organen waarvan de bevoegdheden worden vastgesteld door dat wetboek, het maatschappelijk doel en de statuten en dat de leden van deze or-ganen niet persoonlijk verbonden zijn voor de verbintenissen van de vennoot-schap.

Luidens artikel 255, eerste lid, van dat wetboek worden de besloten vennoot-schappen met beperkte aansprakelijkheid bestuurd door een of meer personen, al dan niet bezoldigd, al dan niet vennoten.

Aangezien de zaakvoerder van een dergelijke vennootschap handelt in naam en voor rekening van die laatste, verleent de omstandigheid dat hij daden van koop-handel stelt hem niet de hoedanigheid van koopman.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
107
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

AR nr. S.15.0112.F

A.R.

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Arbeidshof te Luik van 29 juni 2015.

...

III. Beslissing van het Hof

Middel

Eerste onderdeel

Krachtens art. 1675/2, eerste lid Ger.W. mag enkel een natuurlijke persoon, die geen koopman is in de zin van art. 1 W.Kh., bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.

Noot: 

 

 

Gerelateerd

lees verder


Zaakvoerder is geen koopman

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
maa, 02/05/2016
A.R.: 
S.15.0112.F

Een zaakvoerder van een BVBA kan toegelaten worden tot de collectieve schuldenregeling. 

Weliswaar stelt artikel 1675/2, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, dat mag enkel een natuurlijk persoon, die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling kan indienen.

De koopman, in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel, is hij die voor eigen rekening, hetzij in eigen naam, hetzij bij mandataris of aangestelde, gewoonlijk zogeheten daden van koophandel stelt.

Enerzijds vormt een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid krachtens artikel 2, Wetboek van Vennootschappen, een juridische persoonlijkheid die zich onderscheidt van die van de vennoten.

Luidens artikel 210, eerste lid, van dat wetboek verbinden de vennoten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid slechts hun inbreng en kunnen hun rechten alleen worden overgedragen onder bepaalde voorwaarden.

Bijgevolg verleent de omstandigheid dat een natuurlijk persoon een vennoot van een dergelijke vennootschap is, hem niet de hoedanigheid van koopman.

Anderzijds bepaalt artikel 61, § 1, van datzelfde wetboek dat de vennootschappen handelen door hun organen waarvan de bevoegdheden worden vastgesteld door dat wetboek, het maatschappelijk doel en de statuten en dat de leden van deze or-ganen niet persoonlijk verbonden zijn voor de verbintenissen van de vennoot-schap.

Luidens artikel 255, eerste lid, van dat wetboek worden de besloten vennoot-schappen met beperkte aansprakelijkheid bestuurd door een of meer personen, al dan niet bezoldigd, al dan niet vennoten.

Aangezien de zaakvoerder van een dergelijke vennootschap handelt in naam en voor rekening van die laatste, verleent de omstandigheid dat hij daden van koop-handel stelt hem niet de hoedanigheid van koopman.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
107
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

AR nr. S.15.0112.F

A.R.

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Arbeidshof te Luik van 29 juni 2015.

...

III. Beslissing van het Hof

Middel

Eerste onderdeel

Krachtens art. 1675/2, eerste lid Ger.W. mag enkel een natuurlijke persoon, die geen koopman is in de zin van art. 1 W.Kh., bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.

Noot: 

 

 

Gerelateerd

lees verder

Zaakvoerder is geen handelaar

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
maa, 02/05/2016
A.R.: 
S.15.0112.F

Een zaakvoerder van een BVBA kan toegelaten worden tot de collectieve schuldenregeling. 

Weliswaar stelt artikel 1675/2, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, dat mag enkel een natuurlijk persoon, die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling kan indienen.

De koopman, in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel, is hij die voor eigen rekening, hetzij in eigen naam, hetzij bij mandataris of aangestelde, gewoonlijk zogeheten daden van koophandel stelt.

Enerzijds vormt een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid krachtens artikel 2, Wetboek van Vennootschappen, een juridische persoonlijkheid die zich onderscheidt van die van de vennoten.

Luidens artikel 210, eerste lid, van dat wetboek verbinden de vennoten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid slechts hun inbreng en kunnen hun rechten alleen worden overgedragen onder bepaalde voorwaarden.

Bijgevolg verleent de omstandigheid dat een natuurlijk persoon een vennoot van een dergelijke vennootschap is, hem niet de hoedanigheid van koopman.

Anderzijds bepaalt artikel 61, § 1, van datzelfde wetboek dat de vennootschappen handelen door hun organen waarvan de bevoegdheden worden vastgesteld door dat wetboek, het maatschappelijk doel en de statuten en dat de leden van deze or-ganen niet persoonlijk verbonden zijn voor de verbintenissen van de vennoot-schap.

Luidens artikel 255, eerste lid, van dat wetboek worden de besloten vennoot-schappen met beperkte aansprakelijkheid bestuurd door een of meer personen, al dan niet bezoldigd, al dan niet vennoten.

Aangezien de zaakvoerder van een dergelijke vennootschap handelt in naam en voor rekening van die laatste, verleent de omstandigheid dat hij daden van koop-handel stelt hem niet de hoedanigheid van koopman.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
107
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

AR nr. S.15.0112.F

A.R.

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Arbeidshof te Luik van 29 juni 2015.

...

III. Beslissing van het Hof

Middel

Eerste onderdeel

Krachtens art. 1675/2, eerste lid Ger.W. mag enkel een natuurlijke persoon, die geen koopman is in de zin van art. 1 W.Kh., bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.

Noot: 

 

 

Gerelateerd

lees verder

Verduistering activa middels rekening-courant

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
din, 05/01/2016
A.R.: 
P.14.1894.N

Het arrest dat oordeelt dat het bedrieglijk opzet bij het misdrijf van verduistering van activa erin bestaat dat de dader zichzelf een voordeel verschaft heeft dat hij anders niet zou hebben gehad daar hij wegens zijn vordering in rekening-courant als chirografaire schuldeiser in het faillissement uiteindelijk slechts een minimale fractie van dit bedrag zou hebben gerecupereerd, oordeelt aldus dat de dader zich een onrechtmatig voordeel heeft verschaft en verantwoordt de beslissing dat het bedrieglijk opzet vaststaat naar recht.

Schuldvergelijking vereist het bestaan van twee schulden die elkaar compenseren en is derhalve slechts mogelijk tussen twee schuldenaars die tevens tegenover elkaar een schuldvordering hebben; de enkele omstandigheid dat een vennoot tegenover de vennootschap een schuldvordering heeft omdat hij eigen gelden heeft aangewend tot betaling van de schulden van die vennootschap en dat hij tot terugbetaling daarvan gelden opneemt uit zijn rekening-courant, maakt geen schuldvergelijking uit aangezien die omstandigheid niet voor gevolg heeft dat daardoor een eigen schuld van de vennoot jegens de vennootschap bestaat (1). (1) Cass. 15 mei 2014, AR C.13.0552.N, AC 2014, nr. 348 met concl. van advocaat-generaal C. Vandewal.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
107
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Nr. P.14.1894.N
G F,
beklaagde,
eiser,
tegen
Alain CLEYMAN, met kantoor te 9100 Sint-Niklaas, Pr. Jos. Charlottelaan 71, in zijn hoedanigheid van curator over het faillissement van MULTICONVOY & MACHINEHANDLING bvba,
burgerlijke partij,
verweerder.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, cor-rectionele kamer, van 25 november 2014.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Noot: 

• C. De Valkeneer, “Des infractions liées à l’état de faillite” in Les infractions contre les biens, Brussel, Larcier, 2008, (171) 192-193;

• P. Traest, “Misdrijven die verband houden met de staat van faillissement” in Gerechtelijk akkoord en faillissement, losbl., hoofdstuk 7.2, VIII.A.10-29 en VIII.A.10-30.

• H.-D. Bosly, “L’abus de biens sociaux” in Les infractions contre les biens, Brussel, Larcier, 2008, (233) 238-240;

• S. Lossy en M. Bervoets, “Misbruik van vennootschappen” in Comm.Straf., p. 17-18, nr. 21.

c) Wat het begrip vermogensvoordelen betreft: vgl. het “loutere opbouwen van een fictieve schuld” waarvan sprake in Cass. 10 januari 2012, RABG 2012-13, 896, noot P. Waeterinckx.

Gerelateerd

lees verder

Verschoonbaarheid na faillissement niet voor eigen kredietschulden echtgenote

$
0
0

Art. 82, tweede lid Faillissementswet, bepaalt:

«De echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van zijn echtgenoot, of de voormalige echtgenoot die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld die zijn voormalige echtgenoot tijdens de duur van het huwelijk was aangegaan, wordt ingevolge de verschoonbaarheid van die verplichting bevrijd.»

De bedoeling van de wetgever is om samen met de gefailleerde, ook de echtgenoot te bevrijden van alle schulden die voortvloeien uit het faillissement. Hoewel het de bedoeling was dat de gefailleerde na het faillissement een nieuwe start zou kunnen maken, werd dit namelijk in het verleden vaak doorkruist doordat schuldeisers extra waarborgen inbouwden door de echtgeno(o)t(e) van de handelaar toe te voegen als borg, dan wel als medeschuldenaar. Dit codebiteurschap was in dat geval niet meer dan een vermomde zekerheidsstelling.

Wanneer een huwelijkspartner zich bij (krediet)overeenkomst in eigen naam en hoofdelijk verbond, en hierbij handelde los van elke zekerheidsfunctie ten aanzien de commerciële gefailleerde onderneming en/of los van de kredietinstelling die de commerciële onderneming financierde  (bv. bij een krediet voor aanschaf van een gezinswoning), heeft deze huwelijkspartner zich niet verbonden ten gunste van de gefailleerde of tot zekerheid van de schuld van de gefailleerde, maar handelde deze  vanuit loutere privédoeleinden, los van de professionele activiteiten van de andere huwelijkspartner. In dit geval werd in eigen naam gecontracteerd, met de bedoeling een [woning] aan te schaffen voor zichzelf en het gezin.

Hoewel ingevolge de verschoonbaarheid van het faillissement de huwelikspartner niet langer kan worden vervolgd door zijn schuldeisers, kan een huwelijkspartner in voormeld geval wel aangesproken worden door haar schuldeisers. Het kan niet de bedoeling van de wetgever geweest zijn om de gevolgen van de verschoonbaarheid van de echtgenoot uit te breiden naar de eigen schulden van de andere echtgenoot.

Rechtbank van Eerste Aanleg West-Vlaanderen, Afdeling Kortrijk,
Beslagrechter – 20 februari 2017, RW 2017-2018, 113

S.P. t/ CVBA Het Vlaams Woningfonds

...

Feiten en antecedenten

S.P. is gehuwd met D.D. onder het wettelijk stelsel. Samen met haar echtgenoot ging S.P. op 3 juli 2009 een hypothecair woonkrediet aan bij het Vlaams Woningfonds teneinde de aankoop van de gezinswoning (...) te financieren.

Nog dit: 

In aflevering 241 van het Nieuw Juridisch Weekblad (NjW) bespreekt Cathleen Aerts de evolutie van de verschoonbaarheid, de bevrijding en de opschorting in een zoektocht naar evenwicht en gelijkheid tussen de wettelijk samenwonende en de echtgenoot.

Oorspronkelijk kon alleen de gefailleerde verschoonbaar verklaard worden. Hij kon dan niet langer achtervolgd worden door zijn schuldeisers na het afsluiten van zijn faillissement. Alle andere personen, bijvoorbeeld borgen en medeschuldenaren, konden daarentegen nog wel ter betaling van deze schulden worden aangesproken.

Onder invloed van jurisprudentie van het Grondwettelijk Hof breidde de wetgever de bescherming van de verschoning uit tot andere categorieën van personen. Zo werd deze bescherming ook toegekend aan de echtgenoot van de gefailleerde en aan de natuurlijke personen die zich kosteloos borg stelden voor de schulden van de gefailleerde. De wetgever besloot daarnaast om zelfs de ex-echtgenoot van de gefailleerde aan de lijst van beschermde personen toe te voegen.

Deze lijst lijkt thans te moeten worden aangevuld met de persoon met wie de gefailleerde wettelijk samenwoont. Het Grondwettelijk Hof meent immers dat de uitsluiting van deze persoon uit het toepassingsgebied van artikel 82 Faillissementswet een niet toelaatbare discriminatie uitmaakt.(GwH 18 november 2010, nr. 2010/129, NjW 2011, ...)

Dit arrest kadert enerzijds in voornoemde bestaande jurisprudentie met betrekking tot de verschoonbaarheid. Anderzijds moet dit arrest ook worden geduid als een onderdeel van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof over de toelaatbaarheid van een verschillende behandeling van wettelijk samenwonenden en echtgenoten. Met name in het kader van eerstgenoemde jurisprudentie bevat het arrest van het Grondwettelijk Hof een aantal verrassende elementen en blinde vlekken.

Gevolgen voor de opschorting
Deze uitspraak heeft zeer waarschijnlijk ook gevolgen voor de draagwijdte van de opschorting zoals deze werd ingeschreven in artikel 24bis Faillissementswet. Op basis van de bestaande jurisprudentie van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot deze bepaling, kan er immers van uitgegaan worden dat de uitsluiting van de persoon met wie de gefailleerde wettelijk samenwoont uit het toepassingsgebied van deze bepaling, in het licht van de beschikking vervat in voornoemd arrest, strijdig is met de artikelen 10 en 11 Gw.

Besluit
Er wordt de facto een nieuwe categorie van beschermde personen gecreëerd in het kader van de Faillissementswet. Deze uitbreiding moet vanuit maatschappelijk (sociaal) perspectief toegejuicht worden. Niettemin moet er ook op worden gewezen dat deze, eens te meer, het evenwicht tussen de rechten van de schuldeisers enerzijds en deze van de gefailleerde en diens naasten anderzijds verschuift in het nadeel van de schuldeisers.

De auteur is assistent aan de KULeuven.

Bron: Cathleen AERTS, "Gelijkheid bij faillissement voor wettelijk samenwonende en echtgenoot", NjW 2011, 282-...
 

Gerelateerd

lees verder

Vermelding KBO nummer en procedure voor de Raad van State

$
0
0
Instantie: Raad van State
Datum van de uitspraak: 
din, 25/06/1996
A.R.: 
60.422

De sanctieregeling bij gebrek aan inschrijving in het KBO of bij het gebrek aan vermelding van het KBO nummer in een procedurestuk, gelden ook voor de Raad van State

De KBO regeling vervangt de vroegere regeling mbt het handelsregister.

Bij gebreke van vermelding van het nummer der inschrijving in het exploot van dagvaarding [of ander geding inleidend stuk] verklaart de rechtbank de eis van ambtswege niet ontvankelijk. Hetzelfde lot ondergaan de tegeneis of de eis tot tussenkomst die hun grond vinden in een handelswerkzaamheid waarvoor de verzoeker niet ingeschreven was bij het instellen van de vordering.

De niet-ontvankelijkheid is evenwel gedekt indien ze niet vóór iedere andere exceptie of verweermiddel wordt voorgesteld.

Volgende ondernemingen moeten zich laten inschrijven in de KBO:

• de rechtspersonen naar Belgisch recht;
• de vestigingen, instanties en diensten naar Belgisch recht die opdrachten van algemeen nut of verbonden met de openbare orde uitvoeren en financieel en boekhoudkundig zelfstandig zijn, onderscheiden van deze van de rechtspersoon naar Belgisch publiek recht waarvan ze afhankelijk zijn;
• de rechtspersonen naar buitenlands of internationaal recht die in België een zetel hebben of die zich verplicht moeten registreren door de Belgische wetgeving;
iedere natuurlijke persoon, die in België als onafhankelijke entiteit een economische* en beroepsmatige activiteit gewoonlijk, hoofdzakelijk of aanvullend uitoefent;
• iedere natuurlijke persoon, die in België als onafhankelijke entiteit zich verplicht moet registreren door de Belgische wetgeving anders dan deze beoogd door de wetgeving over de KBO;
• de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die zich verplicht moeten registreren door de Belgische wetgeving anders dan deze beoogd door de wetgeving over de KBO;
• de vestigingseenheden van de bovenvermelde ondernemingen.
• een economische activiteit uitoefenen: iedere onderneming die in België onderworpen is aan de sociale zekerheid en/of de belasting op de toegevoegde waarde

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
1996-1997
Pagina: 
190
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

N.V. G. en N.V. I. t/ S. en Vlaams Gewest Arrest nr. 60.422
Gezien het verzoekschrift dat de N.V. G. en de N.V. I. op 13 november 1995 hebben ingediend om de schorsing te vorderen van de tenuitvoerlegging van:

1. de beslissing van 11 september 1995 van het college van burgemeester en schepenen van de stad S. waarbij aan de N.V. W. de bouwvergunning wordt afgegeven voor het oprichten van een winkelcentrum op gronden gelegen te S.

Noot: 

W. Lambrechts, noot onder R.v.St., 25 juni 1996: De vermelding van het nummer van inschrijving in het handelsregister en de procedure voor de Raad van State

Gerelateerd

lees verder

Wrongfull trading

$
0
0

Wrongfull trading betreft het handelen van een bestuurder van een onderneming in strijd met het normaal voorzichtig ondernemingschap. Wrongfull trading impliceert dus het handelen van een bestuurder op een wijze die niet verwacht wordt van een normaal zorgvuldig bestuurder in zelfde omstandigheden. Een dergelijke fout zou onder meer bestaan wanneer een bestuurder verder handelt en de schulden laat oplopen wanneer hij wist of had moeten weten dat de ondernemoing niet meer te redden was.

Vanaf 1 mei 2018 zal in het Belgisch recht de bestuurder niet alleen kunnen aangesproken worden voor zijn zware bestuurdersfout die bijgedragen heeft tot de insomventie van de onderneming maar ook voor deze (lichte) fout wegens Wrongfull trading.

Op 1 mei 2018 zal het Belgische insolventierecht geregeld worden door boek XX van het wetboek van economisch recht.

Deze gewijzigde wetgeving zorgt voor nieuwe regels met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid..

De bestuurdersaansprakelijkheid wordt niet langer geregeld door het vennootschapsrecht maar door het insolventierecht. Bestuurders zullen kunnen aangesproken worden wegens grove fout. Deze vordering tegen bestuurders komt niet alleen toe aan de curator, maar ook aan elke individuele schuldeiser, wanneer de curator in gebreke blijft.

Gerelateerd
Gerelateerde modellen: 

lees verder

Verschoning niet voor zakelijke zekerheden

$
0
0
Plaats van uitspraak: Antwerpen
Instantie: Hof van beroep
Datum van de uitspraak: 
don, 28/01/2016

Wanneer een gefailleerde voorafgaand aan het faillissement een hypoheek heeft verleend, is dit ten aanzien als een zakelijke borgtocht en geen persoonlijke zekerheid.

Art. 63 lid 2 Faill.W stelt:

“Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring, tenzij het faillissement eerder werd afgesloten, en vermeldt naam, voornaam en adres van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, bij gebrek waaraan deze bevrijd is”.

De sanctie opgelegd aan de schuldeiser die in zijn aangifte van schuldvordering nalaat de zekerheid te vermelden, geldt enkel voor de schuldeisers die een persoonlijke zekerheid hebben en ten aanzien van de houders van een zakelijk zekerheidsrecht zoals een hypotheek.

Het toestaan van een hypoheek op een woning bij wijze van zekerheidstelling is een zakelijke borgtocht. De zakelijke borg een is essentieel zakelijke en niet persoonlijke zekerheidsovereenkomst.

De toepassing van de regel van artikel 63 lid 2 Faill.W. op hypothecaire schulden zou de wettelijke regeling met betrekking tot de hypotheek doorkruisen.

Artikel 80 lid 3 Faill.W. stelt:

“De gefailleerde, de personen die de verklaring bedoeld in artikel 72ter aflegden en de schuldeisers bedoeld in artikel 63, tweede lid, worden in de raadkamer gehoord over de bevrijding. Tenzij hij zijn onvermogen frauduleus organiseerde, bevrijdt de rechtbank geheel of gedeeltelijk elke natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, wanneer zij vaststelt dat diens verbintenis niet in verhouding met zijn inkomsten en met zijn patrimonium is. “

Deze regeling geldt evenwel niet met betrekking tot de zakelijke zekerheid

Het feit dat de gefailleerde en diens (ex)echtgenote of (ex) wettelijk samenwonende verschoond zijn verklaard, leidt evenwel niet tot de bevrijding van de zakelijke borg van zijn verplichtingen.
 

Publicatie
tijdschrift: 
NJW
Uitgever: 
Kluwer
Jaargang: 
2016
Pagina: 
828
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

I. [ ... ) 1.R.W.,[ J , 2. L.I.,[ ) , Appellanten[ ... ] tegen 1. ING België NV, [ ... ] Geïntimeerde[ ... ) , 2. R.J., [ ], 3.D.M.,[ ), Geïntimeerde[ ... ], 4.N.B.,[ ... ) Geïntimeerde[ ... ],, II.[ ... ] , 1. R.J., [ ] , 2.D.M.,[ ] , Appellanten [ ... ], tegen 1. Mr. VAN ROMPAEY Paul, advocaat , [ ... ], qq. curator van de faillissementen van L.I. en R.W., [ ... ] , Geïntimeerde qq. , [... ] 2. ING België NV,[ ... ] Geïntimeerde[ ... ]

1. De antecedenten en de vorderingen

Noot: 

Johanna Waelkens, ZAKELIJKE BORG (noot onder voormeld arrest in het NJW)

Rechtsleer:

• R. VAN RANSBEECK, "Zakelijke borg" in Voorrechten en hypotheken. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl.).
• A. CUYPERS, "De verschoonbaarheid van de gefailleerde en de positie van echtgenoot en borgen in de gerepareerde Faillissementswet", TBH 2003, 278; R. VAN RANSBEECK, "Zakelijke borg" in Voorrechten en hypotheken. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl

Gerelateerd

lees verder


Sanctie bij niet nakomen verplichtingen derde-beslagene geen opzet, bedrog of kwade trouw vereist

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
vri, 21/04/2017
A.R.: 
C.16.0458.N

De gehele of gedeeltelijke veroordeling tot de oorzaken van het beslag is een facultatieve privaatrechtelijke sanctie die kan worden opgelegd aan de derde-beslagene die door zijn doen of nalaten de werking van het beslag dwarsboomt. De rechter beschikt weliswaar voor het opleggen van deze sanctie over een beoordelings- en matigingsbevoegdheid en kan, in uitzonderlijke gevallen beslissen, om hetzij deze sanctie niet op te leggen, hetzij deze te matigen.

Indien de rechter op grond van de omstandigheden van de zaak op onaantastbare wijze oordeelt over het opleggen van de sanctie en het matigen ervan, dan beschikt het Hof in graad van beroep over een marginaal toetsingsrecht ter zake de evenredigheid tussen de zwaarte van de inbreuk en de opgelegde sanctie.

Let wel zelfs zonder opzet, bedrog of kwade trouw van de derde beslagene kan de sanctie worden opgelegd. Ander gesteld, voor de toepassing van de burgerlijke sanctie van artikel 1452 gerechtelijkwetboek is geen opzet, bedrog of kwade trouw vereist.

Publicatie
tijdschrift: 
juridat
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Nr. C.16.0458.N
1. FONTEYNE & CIE nv, met zetel te 8820 Torhout, Bakvoordestraat 26,
2. F. F.,
eisers,
tegen
RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID, openbare instelling, met ze-tel te 1060 Sint-Gillis, Victor Hortaplein 11,
verweerder,

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 8 september 2015.

II. CASSATIEMIDDEL
De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Gerelateerd

lees verder

Revindicatie vereist vermelding precieze verifieerbare eigendomsbewijzen in de dagvaarding

$
0
0
Plaats van uitspraak: Gent
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg
Datum van de uitspraak: 
din, 29/11/2016

Krachtens art. 1514 Ger.W. moet de dagvaarding tot revindicatie de ondubbelzinnige bewijzen van eigendom (op het ogenblik van het beslag) bevatten, en dit op straffe van nietigheid. Deze bewijzen moeten voldoende precies worden opgegeven teneinde de beslagleggende schuldeiser meteen in de gelegenheid te stellen de bedoelde revindicatie te beoordelen. De opgave van de bewijzen van eigendom slaat op de rechtsfeiten en/of de rechtsbehandelingen die het eigendomsrecht in zich sluiten en op de bewijsmiddelen dienaangaande.

Bewijzen van eigendom die niet in de dagvaarding tot revindicatie voorkomen, kunnen in beginsel niet meer worden aangewend. Aanvullende bewijzen van eigendom zijn wel mogelijk (E. Dirix en K. Broeckx, Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, p. 416-417, nr. 652).

Wanneer de revindicatieprocedure met bedoeling de schuldeiser te frustreren, de tenuitvoerlegging te dwarsbomen en aldus de procedure onrechtmatog, kennelijk vertragend , tergend en roekeloos handelt kan de revindicant veroordeeld worden tot een schadevergoeding en tot een burgerlijke geldboete.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
191
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

...

II. De vorderingen

Gerelateerd

lees verder

Burgerlijke boete en schadevergoeding voor tergende en roekeloze revindicatie

$
0
0
Plaats van uitspraak: Gent
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg
Datum van de uitspraak: 
din, 29/11/2016

Krachtens art. 1514 Ger.W. moet de dagvaarding tot revindicatie de ondubbelzinnige bewijzen van eigendom (op het ogenblik van het beslag) bevatten, en dit op straffe van nietigheid. Deze bewijzen moeten voldoende precies worden opgegeven teneinde de beslagleggende schuldeiser meteen in de gelegenheid te stellen de bedoelde revindicatie te beoordelen. De opgave van de bewijzen van eigendom slaat op de rechtsfeiten en/of de rechtsbehandelingen die het eigendomsrecht in zich sluiten en op de bewijsmiddelen dienaangaande.

Bewijzen van eigendom die niet in de dagvaarding tot revindicatie voorkomen, kunnen in beginsel niet meer worden aangewend. Aanvullende bewijzen van eigendom zijn wel mogelijk (E. Dirix en K. Broeckx, Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, p. 416-417, nr. 652).

Wanneer de revindicatieprocedure met bedoeling de schuldeiser te frustreren, de tenuitvoerlegging te dwarsbomen en aldus de procedure onrechtmatog, kennelijk vertragend , tergend en roekeloos handelt kan de revindicant veroordeeld worden tot een schadevergoeding en tot een burgerlijke geldboete.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
191
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

...

II. De vorderingen

Gerelateerd

lees verder

Het Nationaal Pandregister – Hoe werkt het?

$
0
0
Publicatie
Auteur: 
Lexalert
Jaargang: 
2017-2018
Samenvatting

Lees ook: Het Nationaal Pandregister - Wat is de kostprijs?

Gerelateerd

lees verder

Stuiting van verjaring die de openbare orde raakt door erkenning van schuld slechts als de wet in deze stuiting voorziet

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
maa, 13/11/1995
A.R.: 
S950050F

De erkenning van het recht van hem tegen wie de verjaring loopt, door de schuldenaar gedaan, stuit de verjaring; gaat het om een verjaring die de openbare orde raakt, dan is die regel echter alleen van toepassing als een uitdrukkelijke bepaling daarin voorziet.

Nu de regels van het gemene recht, art. 2248 B.W. niet uitgezonderd, toepasselijk zijn verklaard door de artt. 70 Arbeidsongevallenwet en 20, tweede lid, wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en door beroepsziekten in de overheidssector, houden die artikelen in dat de verjaring wordt gestuit wegens de erkenning, door de schuldenaar van de vergoedingen gedaan, van het recht van de getroffene om, overeenkomstig de wet, vergoeding te verkrijgen van de schade welke die getroffene beweert te hebben geleden.

Publicatie
tijdschrift: 
juridat
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

HET HOF,

Gelet op het bestreden arrest, op 21 december 1993 door het Arbeidshof te Brussel gewezen;

Over het tweede middel: schending van de artikelen 6, 1128, 1131, 1133, 1315, 1316, 1350, 4°, 1354 tot 1356 van het Burgerlijk Wetboek, 20 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, 6, alinéa 2, 69 en 70 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971,

Noot: 

Art. 2244 B.W. bepaalt dat een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling of een beslag, betekend aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen, burgerlijke stuiting vormen. Buiten de zich te dezen niet voordoende gevallen van hoofdelijkheid en ondeelbaarheid en tenzij de wet anders bepaalt, heeft de stuiting van de verjaring die het gevolg is van één van deze daden, enkel gevolgen voor de personen die daarbij partij zijn geweest en komt de door één van de schuldeisers verkregen verjaring derhalve de andere schuldeisers niet ten goede.

Indien de betaling niet op vrijwillige basis gebeurt, maar het gevolg is van een gedwongen uitvoering, is er geen sprake van een stuitende schulderkenning. (Arbh. Brussel 28 juni 2012, JTT 2012) Een vrijwillige betaling onder de loutere dreiging van uitvoeringsmaatregelen volstaat daarentegen niet om het vrijwillig en dus stuitend karakter van de betalingen weg te nemen. (Gent 16 oktober 2012, P&B 2013, 83) Centraal staat bijgevolg telkens de vraag in welke omstandigheden de betaling is gebeurd, en een schuldenaar die wil vermijden dat een (gedeeltelijke) betaling als een stuitende schulderkenning zal gelden, dient een dergelijke betaling steeds te laten vergezellen van zijn ondubbelzinnig voorbehoud om het verschuldigde karakter ervan te betwisten. (M. DE Ruysscher, Burgerlijke stuiting van de bevrijdende verjaring, een stand van zaken, RW 2013-2014, 843)

zie ook: Beslagrechter Gent, 8 mei 2012, NJW, 2013/289, 760 en RW 2014-2015, 186

samenvatting

Een gedeeltelijke betaling van een verjaarde schuld houdt geen afstand van verjaring in voor het saldo.
Een betaling door een schuldenaar van een verjaarde schuld met melding "voor slot van alle rekeningen" is een geldige betaling als uitvoering van een natuurlijke verbintenis maar houdt geen erkenning in voor een restsaldo, laat staan een verjaringstuitende daad.
Eens er een vonnis is verleend heeft een partij geen vorderingsrecht meer op bais van een overeenkomst of een onrechtmatige daad, of de wet, maar een vorderingsrecht op basis van het vonnis, de zogenaamde actio Judicati (of iudicati), Deze vordering verjaart na 10 jaar en kan gestuit worden. Maar een partiële betaling of deelbetaling maakt geen stuiting uit.

tekst vonnis

 

[ ... ]

FB

eiser tot verzet tegen uitvoerend beslag op roerend goed - beslagen schuldenaar,[ ... ]

tegen LAG 2.BM

verweerders - beslagleggende schuldeisers, [ ... ]

[ ... ]

ll. LITIGIEUZE TENUITVOERLEGGING

Bij gerechtsdeurwaardersexploot van 31 oktober 2011 laten de verweerders

in uitvoering van een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde van 28 april 1992, waarbij deze rechtbank de eiser en zijn toenmalige echtgenote (M V) veroordeelt om aan de verweerders te betalen een bedrag van 400.000 BEF, meer interesten en kosten,

na de betekening van de uitgifte van dit vonnis op 21/25 mei 1992, waarna het, bij gebrek aan hoger beroep, in kracht van gewijsde is getreden, na de betekening van een bevel tot betalen op 3 juli 1996,

na de (deel)betaling door de eiser ten bedrage van 13.299,73 euro op 16 februari 2011,

na de betekening van een bijkomend bevel tot betalen op 10 maart 2011,

ten laste van de eiser uitvoerend beslag op roerend goed leggen op een aantal roerende goederen/inboedel/meubilair die zich op zijn actuele adres te bevinden.

Het exploot van beslag bevat de kennisgeving dat de uitvoering (uitwinning) zal worden vervolgd middels gerechtelijke verkoop op 9 december 2011.

III. VORDERING

1. Bij dagvaarding van 29 november 2011 verzet de eiser zich tegen het voormelde beslag, nu de oorzaak ervan niet langer actueel is. De eiser stelt centraal dat de onderliggende schuldvordering, die voortvloeit uit het voormelde vonnis van 28 april 1992, omwille van verjaring aan actualiteit heeft ingeboet. De uitvoerbare titel waarin zij neerligt, is derhalve niet langer actueel, derwijze dat de tenuitvoerlegging een onrechtmatig karakter vertoont.

In die optiek vordert hij de opheffing van het voormelde beslag.

2. De verweerders als beslagleggende schuldeisers nemen conclusie tot afwijzing van deze vordering.

IV. BEOORDELING

1. Met de eiser is de beslagrechter van oordeel dat de aan de litigieuze tenuitvoerlegging onderliggende schuldvordering, die voortvloeit uit het voormelde vonnis van 28 april 1992, omwille van verjaring aan actualiteit heeft ingeboet. De uitvoerbare titel waarin zij neerligt, is derhalve niet langer actueel, derwijze dat de tenuitvoerlegging een onrechtmatig karakter vertoont.

De zogeheten actio judicati, de rechtsvordering tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak (zoals het voormelde vonnis van 28 april 1992), is onderworpen aan een verjaringstermijn van tien jaar (in de zin van art. 2262bis, § 1, eerste lid B.W.), ook al gaat het om een veroordeling die is uitgesproken krachtens een schuldvordering waarop een kortere verjaringstermijn van toepassing is (E. DIRIX en K. BROECKX, "Beslag", A.P.R. 2010, p. 171, nr. 238 en p. 363, nr. 538; zie ook: Cass. 18 februari 2010, Pas. 2010, 496; R. DEKKERS en E. DIRIX, Handboek burgerlijk recht, II, Zakenrecht - Zekerheden - Verjaring, Antwerpen, Intersentia, 2005, p. 519, nr. 1242).

Deze bij wet van 10 juni 1998 (B.S. 17 juli 1998) bepaalde verjaringstermijn begint (overgangsrechtelijk gezien) slechts te lopen vanaf de inwerkingtreding ervan. De bedoelde verjaring is zodoende ingetreden op 27 juli 2008, terwijl geen tussentijdse stuitingsdaden voorliggen die maken dat nieuwe termijnen van tien jaar zijn beginnen lopen. De bedoelde verjaring is zodoende ingetreden ten tijde van voormelde litigieuze daden van tenuitvoerlegging: het bevel tot betalen van 10 maart 2011 en het beslag van 31 oktober 2011.

2. De verweerders stellen vergeefs dat de eiser met zijn deelbetaling ten bedrage van 13.299,73 euro op 16 februari 2011 (1) afstand heeft gedaan van een gebeurlijk verkregen verjaring voor het saldo (artt. 2220-2221 B.W.) dan wel (2) de bedoelde (rest)schuld heeft erkend (art. 2248 B.W.).

De eiser heeft de bedoelde deelbetaling uitdrukkelijk gedaan 'tot slot van alle rekeningen tussen de partijen'. Het betrof volgens de eiser zijn aandeel in de bedoelde schuld ten aanzien van de verweerders, terwijl zijn ex-echtgenote (Marijke VAN MULEM) voor het overige aandeel zou moeten instaan.

De bedoelde deelbetaling geldt als uitvoering van een natuurlijke verbintenis en is zodoende niet terugvorderbaar (R. DEKKERS en E. DIRIX, Handboek burgerlijk recht, II, Zakenrecht - Zekerheden - Verjaring, Antwerpen, Intersentia, 2005, p. 527, nr. 1265).

Zij heeft, gelet op de clausulering als zijnde 'tot slot van alle rekeningen', evenwel een beperkte draagwijdte (zie omtrent de wilsautonomie dienaangaande: S. STIJNS, I. SAMOY en A. LENAERTS, "De rol van de wil en het gedrag van partijen bij de bevrijdende verjaring", RW 2010-11, p. 1550 e.v., nrs. 33 e.v.). Zij behelst op die manier geen afstand van de verkregen verjaring voor het saldo (in de zin van de artt. 2220-2221 B.W.). Een afstand moet klaar en duidelijk zijn en mag enkel worden afgeleid uit handelingen die niet anders kunnen worden uitgelegd dan als de wil zich niet op de verjaring te beroepen (Cass. 23 september 1988, RW 1988-89, 649; A. VAN OEVELEN, "Conventionele bedingen inzake de verjaring", in I. CLAEYS (ed.), Verjaring in het privaatrecht ~ Weet de avond wat de morgen brengt?, Mechelen, Kluwer, 2005, p. 125-126, nr. 6).

Zij behelst op die manier evenmin een erkenning van de bedoelde (rest)schuld (in de zin van art. 2248 B.W.). Een erkenning strekt overigens tot stuiting (Cass. 29 oktober 1990, RW 1990-91, 917; R. DEKKERS en E. DIRIX, Handboek burgerlijk recht, II, Zakenrecht ~ Zekerheden ~ Verjaring, Antwerpen, Intersentia, 2005, p. 515, nr. 1233; C. LEBON, "Stuiting, schorsing en verlenging van verjaringstermijnen", in I. CLAEYS (ed.), Verjaring in het privaatrecht ~ Weet de avond wat de morgen brengt?, Mechelen, Kluwer, 2005, p. 110-111, nr. 34).

In casu was evenwel ten tijde van de deelbetaling op 16 februari 2011 de verjaring reeds ingetreden. Zij kon op dat ogenblik niet meer worden gestuit. Afstand door de eiser van de reeds verkregen verjaring was daarentegen wel mogelijk. Een afstand met betrekking tot de reeds verkregen verjaring voor het saldo kan echter niet worden gezien in de deelbetaling 'tot slot van alle rekeningen'.

3. De verweerders beroepen zich even vergeefs op het adagium 'contra non valentem agere, non currit praescriptio'. Op grond van dit adagium loopt de verjaring van een vordering niet tegen degene die in de onmogelijkheid verkeert de vordering in te stellen wegens een beletsel. De verjaringstermijn blijft dan geschorst zolang dit beletsel niet is opgeheven. De precieze draagwijdte van het adagium is onzuiver. Het betreft geen algemeen rechtsbeginsel (Cass. 30 juni 2006, J.L.M.B. 2006, 152; S. STIJNS, I. SAMOY en A. LENAERTS, "De rol van de wil en het gedrag van partijen bij de bevrijdende verjaring", RW 2010-11, p. 1555, nr. 52).

Hoe dan ook tonen de verweerders allerminst aan in de onmogelijkheid te

hebben verkeerd om eerder dan (27 juli 2008) te ageren, al was het middels een bijkomend bevel tot betaling. Zij kunnen niet verhelpen met de loze aanvoering dat zij hun schuldvordering te gepasten tijde niet dienstig konden recupereren.

[ ... ]

OP DEZE GRONDEN, DE BESLAGRECHTER,

[ ... ]

zegt voor recht dat het litigieuze uitvoerend beslag op roerend goed (bij gerechtsdeurwaardersexploot van 31 oktober 2011 ten verzoeke van de verweerders en ten laste van de eiser) een onrechtmatig karakter vertoont en derhalve niet kan dienen voor verdere tenuitvoerlegging,

beveelt dientengevolge de opheffing van het uitvoerend beslag op roerend goed, veroordeelt de verweerders om binnen acht dagen na de uitspraak van het voorliggende vonnis vrijwillig opheffing te verlenen van het uitvoerend beslag op roerend goed,

zegt voor recht dat, bij gebrek aan vrijwillige opheffing binnen deze termijn, het voorliggende vonnis als titel tot opheffing zal gelden,

[ ... ]

Noot onder dit vonnis gewezen door voormalig beslagrechter Sven Mosselmans:
A. Vanderhaeghen, Verjaring schuldvordering bij uitvoerend beslag, NJW 289, 762. 

Gerelateerd

lees verder

Revindicatievordering en strafvordering

$
0
0
Plaats van uitspraak: Gent
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg Burgerlijke rechtbank
Datum van de uitspraak: 
din, 18/10/2016

De macht van de beslagrechter is normaliter beperkt in de zaken waarvoor hij op grond van art. 1395 Ger.W. bevoegd is. Zijn beslissingen mogen geen nadeel toebrengen aan de grond van de zaak (art. 1489, tweede lid, Ger.W.). De beslagrechter oordeelt immers niet over de grond van de zaak, maar enkel over de regelmatigheid en de rechtmatigheid van het beslag/de tenuitvoerlegging. Hij mag niet ingrijpen in de materieelrechtelijke verhoudingen tussen de partijen noch hierover een oordeel vellen en hij wordt in zijn beoordeling (dus) niet gehinderd door het adagium «le criminel tient le civil en état», omdat deze regel enkel geldt voor de civiele bodemrechter (E. Dirix en K. Broeckx, Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, p. 317, nr. 455).

In het kader van een revindicatieprocedure is de rol van de beslagrechter evenwel anders, aangezien hij in een dergelijke procedure eerder optreedt als bodemrechter dan als executierechter (met toepassing van art. 1395 Ger.W.). De beslagrechter is immers – als enige – bevoegd om te beoordelen of eigendomsaanspraken van de revindicant terecht zijn. De beslagrechter beslist ten gronde over de eigendomsaanspraken en is dan ook zoals een (andere) bodemrechter gebonden door het adagium «le criminel tient le civil en état» (E. Dirix en K. Broeckx, o.c., p. 416, nr. 651).

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
229
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

BVBA V.C. e.a. t/ Faillissement NV O.B. e.a.

...

IV. Beoordeling

...

Het staat buiten kijf (en wordt niet betwist) dat de eerste eiseres in de huidige procedure een revindicatievordering instelt. Zij is immers van oordeel dat het in beslag genomen voertuig Porsche haar exclusieve eigendom is en wenst dit door de beslagrechter bevestigd te zien.

Noot: 

Onder dit arrest in het RW Claudia Van Severen, De noodzakelijke partij(en) in een geding betreffende de revindicatie van in beslag genomen roerende goederen

Rechtsleer:

• P. Vanlersberghe, “Art. 17 Ger.W.” in Comm.Ger., 2002, p. 4-6, nrs. 2-3

• A. Fettweis, “L’indivisibilité du litige en droit judiciaire privé”, JT 1971, (269), p. 271, nrs. 9 en 11;

• E. Krings en M. Storme, Preadvies over onsplitsbaarheid, Antwerpen-Zwolle, De Sikkel-Tjeenk Willink, 1971, p. 3, nr. 2

• A. Fettweis, Handboek voor gerechtelijk recht, II, Bevoegdheid, Antwerpen, Standaard, 1971, p. 118, nr. 204;

• P. Dauw, “Art. 701 Ger.W.” in Comm.Ger., 2004, p. 19, nr. 20;

• J. Laenens, De bevoegdheidsovereenkomsten naar Belgisch Recht, Antwerpen, Kluwer, 1981, p. 45, nr. 149

• H.J. Snijders en A. Wendels, Civiel appel, Deventer, Kluwer, 2009, p. 99-106, nrs. 102-112;

• P.A. Stein en A.S. Rueb, Compendium burgerlijk procesrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 149-151

• G. De Leval, “La saisie-exécution mobilière”, TPR 1980, (309) 329

• E. Dirix, “Overzicht van rechtspraak (1997-2001) – Beslag en collectieve schuldenregeling”, TPR 2002, (1187), p. 1253, nr. 92

• W. De Smedt, “De vormvereisten bij revindicatie van in beslag genomen voorwerpen”, RW 1973-74, (2127), k. 2136, nrs. 24 en 26-27

Rechtspraak

• Beslagr. Brussel 12 maart 1998, Bull.Bel. 1999, 1593; Beslagr. Brussel 6 november 1997, JT 1998, 188;

• Antwerpen 12 juni 2007, NJW 2009, 222, noot K. Broeckx;

• Bergen 30 april 1990, JLMB 1990, 1000, noot G. De Leval;

• Beslagr. Brussel 12 maart 1998, Bull.Bel. 1999, 1593;

• Beslagr. Brussel 6 november 1997, JT 1998, 188;

• Beslagr. Brussel 28 oktober 1996, JT 1997, 348

 

Gerelateerd

lees verder

Revindicatievordering - Le criminel tient le civil en état

$
0
0
Plaats van uitspraak: Gent
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg Burgerlijke rechtbank
Datum van de uitspraak: 
din, 18/10/2016

De macht van de beslagrechter is normaliter beperkt in de zaken waarvoor hij op grond van art. 1395 Ger.W. bevoegd is. Zijn beslissingen mogen geen nadeel toebrengen aan de grond van de zaak (art. 1489, tweede lid, Ger.W.). De beslagrechter oordeelt immers niet over de grond van de zaak, maar enkel over de regelmatigheid en de rechtmatigheid van het beslag/de tenuitvoerlegging. Hij mag niet ingrijpen in de materieelrechtelijke verhoudingen tussen de partijen noch hierover een oordeel vellen en hij wordt in zijn beoordeling (dus) niet gehinderd door het adagium «le criminel tient le civil en état», omdat deze regel enkel geldt voor de civiele bodemrechter (E. Dirix en K. Broeckx, Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, p. 317, nr. 455).

In het kader van een revindicatieprocedure is de rol van de beslagrechter evenwel anders, aangezien hij in een dergelijke procedure eerder optreedt als bodemrechter dan als executierechter (met toepassing van art. 1395 Ger.W.). De beslagrechter is immers – als enige – bevoegd om te beoordelen of eigendomsaanspraken van de revindicant terecht zijn. De beslagrechter beslist ten gronde over de eigendomsaanspraken en is dan ook zoals een (andere) bodemrechter gebonden door het adagium «le criminel tient le civil en état» (E. Dirix en K. Broeckx, o.c., p. 416, nr. 651).

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
229
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

BVBA V.C. e.a. t/ Faillissement NV O.B. e.a.

...

IV. Beoordeling

...

Het staat buiten kijf (en wordt niet betwist) dat de eerste eiseres in de huidige procedure een revindicatievordering instelt. Zij is immers van oordeel dat het in beslag genomen voertuig Porsche haar exclusieve eigendom is en wenst dit door de beslagrechter bevestigd te zien.

Noot: 

Onder dit arrest in het RW Claudia Van Severen, De noodzakelijke partij(en) in een geding betreffende de revindicatie van in beslag genomen roerende goederen

Rechtsleer:

• P. Vanlersberghe, “Art. 17 Ger.W.” in Comm.Ger., 2002, p. 4-6, nrs. 2-3

• A. Fettweis, “L’indivisibilité du litige en droit judiciaire privé”, JT 1971, (269), p. 271, nrs. 9 en 11;

• E. Krings en M. Storme, Preadvies over onsplitsbaarheid, Antwerpen-Zwolle, De Sikkel-Tjeenk Willink, 1971, p. 3, nr. 2

• A. Fettweis, Handboek voor gerechtelijk recht, II, Bevoegdheid, Antwerpen, Standaard, 1971, p. 118, nr. 204;

• P. Dauw, “Art. 701 Ger.W.” in Comm.Ger., 2004, p. 19, nr. 20;

• J. Laenens, De bevoegdheidsovereenkomsten naar Belgisch Recht, Antwerpen, Kluwer, 1981, p. 45, nr. 149

• H.J. Snijders en A. Wendels, Civiel appel, Deventer, Kluwer, 2009, p. 99-106, nrs. 102-112;

• P.A. Stein en A.S. Rueb, Compendium burgerlijk procesrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 149-151

• G. De Leval, “La saisie-exécution mobilière”, TPR 1980, (309) 329

• E. Dirix, “Overzicht van rechtspraak (1997-2001) – Beslag en collectieve schuldenregeling”, TPR 2002, (1187), p. 1253, nr. 92

• W. De Smedt, “De vormvereisten bij revindicatie van in beslag genomen voorwerpen”, RW 1973-74, (2127), k. 2136, nrs. 24 en 26-27

Rechtspraak

• Beslagr. Brussel 12 maart 1998, Bull.Bel. 1999, 1593; Beslagr. Brussel 6 november 1997, JT 1998, 188;

• Antwerpen 12 juni 2007, NJW 2009, 222, noot K. Broeckx;

• Bergen 30 april 1990, JLMB 1990, 1000, noot G. De Leval;

• Beslagr. Brussel 12 maart 1998, Bull.Bel. 1999, 1593;

• Beslagr. Brussel 6 november 1997, JT 1998, 188;

• Beslagr. Brussel 28 oktober 1996, JT 1997, 348

 

Gerelateerd

lees verder


Incassokantoor

$
0
0

Laat u als handelaar niet overtuigen om uw onbetaalde vorderingen toe te vertrouwen aan incassokantoren.
Laat u als consument of als handelaar nooit afdreigen door incassokantoren.

Waarom zou u als ondernemer een incassokantoor inschakelen?

Reden 1.

Indien het uw bedoeling is om uw klanten een duidelijk signaal te geven dat het nu menens is, doet u geen beroep op een incassokantoor. Heel wat ernstige zakenmensen doen overigens nooit zaken met incassokantoren.

 

uw rechten tegenover incassokantoren:
Wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument 
Bij de opstelling van deze wet wou men aanvankelijk de incassokantoren zelfs verbieden en buiten de wet stellen gelet op de vele klachten en de slechte reputatie van deze kantoren

laat u nooit telefonisch afdreigen

 

klacht indienen tegen incassokantoren:
FOD economie
Dienst controle en bemiddeling
WTC III
Simon Bolivarlaan 30
1000 Brussel

 

adressen incassokantoren
Oost Vlaanderen
Antwerpen
West Vlaanderen
Vlaams Brabant
Brussel
 

Gerelateerd

lees verder

Vijfjarige verjaring 2277 BW niet voor schulden die op zichzelf een kapitaal vormen

$
0
0
Plaats van uitspraak: Dendermonde
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg
Datum van de uitspraak: 
don, 02/11/2017
A.R.: 
A.R. 16/2406/ A

Volgens artikel 2277 B.W. verjaren termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten, van uitkeringen tot levensonderhoud, huren van huizen en pachten van landeigendommen, interesten van geleende-sommen; en in het algemeen, al wat betaalbaar is bij het-jaar-of bij kortere·termijnen-· · door verloop van vijf jaren.

De korte vijfjarige verjaringstermijn is gebaseerd op redenen van maatschappelijk belang, want heeft het voorkomen van het gestadig en ongemerkt aangroeien van periodieke schulden tot doel. De ratio legis van artikel 2277 B.W. bestaat in de bescherming van de termijnschuldenaar tegen een voortdurende opstapeling van achterstallige periodieke schulden tot één grote kapitaalschuld. Indien de schuldeiser immers na een lange tijd de betaling van alle achterstallen ineens zou eisen, zou de schuldenaar in zware financiële problemen kunnen geraken. (vgl. LEBON, C., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, IV. Commentaar Verbintenissenrecht, Titel 1, Hfdst. 5, Afd. 7, 93)

De korte verjaring wil de schuldenaar beschermen, door te vermijden dat inkomensschulden het karakter aannemen van een hoge kapitaalschuld. Het gaat dus niet op deze verjaringsleningen toe te passen op schulden die op zichzelf reeds een kapitaal vormen, ook al zijn ze periodiek betaalbaar, zoals de koopprijs van goederen of de terugbetaling van geleende sommen.

Vermits artikel 2277 B.W. tot doel heeft te verhinderen dat een inkomen op de duur tot een kapitaalschuld aangroeit, zal deze bepaling niet worden toegepast als dit gevaar niet bestaat.

Dit laatste is het geval wanneer het gaat om schulden die op zichzelf reeds één kapitaal vormen, al groeien ze met de tijd wel aan. Aan de vijfjarige verjaringstermijn zijn dus niet onderworpen, de jaarlijks of op kortere periodieke tijdstippen (terug)betaalbare gedeelten van een hoofdsom, b.v. van een lening of van een koopsom en het bij annuïteiten (terug)betaalbaar kapitaal, b.v. een koopprijs of een geleende som. (vgl. VAN OEVELEN, A., Algemeen overzicht van de bevrijdende verjaring en de vervaltermijnen in het Belgisch privaatrecht, TPR, 1987, 35.)
 

Publicatie
tijdschrift: 
niet gepûbliceerd
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen,
A.R. 16/2406/ A

02/11/2017

afdeling Dendermonde

Vonnis D/elfde kamer

 

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde - zitting van 2 NOVEMBER 2017 A.R. 16/2406/A

In de zaak van :

NV FIDUCRE, fiduciaire van krediet, met zetel te 1140 Brussel, H. Matisselaan 16, KBO nr. 0403.173.372,

Appellante,

Gordunakaai 8;

Tegen:

M. E.,geboren te Beveren op 17.03.1963, industrieel ingenieur, wonende te 9220 Hamme, Heirbaan 241/002,

Gerelateerd

lees verder

Een kredietovereenkomst verjaart 10 jaar nadat ze opeisbaar werd gesteld

$
0
0
Plaats van uitspraak: Dendermonde
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg
Datum van de uitspraak: 
don, 02/11/2017
A.R.: 
A.R. 16/2406/ A

"Uit de stukkenbundel van appellante blijkt dat de kredietovereenkomst van 7 juni 2002 door de wanbetaling van geïntimeerde opeisbaar werd op 1 oktober 2002. Normaal gezien zou de vordering van appellante aldus in toepassing van art. 2262 bis BW verjaren na 10 jaar of op 1 oktober 2012. "
 

Publicatie
tijdschrift: 
niet gepûbliceerd
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen,
A.R. 16/2406/ A

02/11/2017

afdeling Dendermonde

Vonnis D/elfde kamer

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde - zitting van 2 NOVEMBER 2017 A.R. 16/2406/A

In de zaak van :

NV FIDUCRE, fiduciaire van krediet, met zetel te 1140 Brussel, H. Matisselaan 16, KBO nr. 0403.173.372,

Appellante,

Gordunakaai 8;

Tegen:

M. E.,geboren te Beveren op 17.03.1963, industrieel ingenieur, wonende te 9220 Hamme, Heirbaan 241/002,

Gerelateerd

lees verder

Erkenning van schuld stuit de verjaring

$
0
0
Plaats van uitspraak: Dendermonde
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg
Datum van de uitspraak: 
don, 02/11/2017
A.R.: 
A.R. 16/2406/ A

Overeenkomstig artikel 2248 van het Burgerlijk Wetboek stuit de erkenning van het recht, gedaan door de schuldenaar of door de bezitter, de verjaring.

De ratio legis van deze bepaling is dat het geen zin heeft de schuldeiser te verplichten zijn rechten jegens de schuldenaar binnen een korte tijdspanne uit te oefenen, wanneer de schuldenaar zijn schuld erkent.

Door de stuiting van de verjaring begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen (zijnde de zelfde termijn als de oorspronkelijke termijn)
 

Publicatie
tijdschrift: 
niet gepûbliceerd
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen,
A.R. 16/2406/ A

02/11/2017

afdeling Dendermonde

Vonnis D/elfde kamer

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde - zitting van 2 NOVEMBER 2017 A.R. 16/2406/A

In de zaak van :

NV FIDUCRE, fiduciaire van krediet, met zetel te 1140 Brussel, H. Matisselaan 16, KBO nr. 0403.173.372,

Appellante,

Gordunakaai 8;

Tegen:

M. E.,geboren te Beveren op 17.03.1963, industrieel ingenieur, wonende te 9220 Hamme, Heirbaan 241/002,

Gerelateerd

lees verder

Erkenning van schuld kan expliciet of impliciet zijn maar moet zeker zijn om verjaring te stuiten

$
0
0
Plaats van uitspraak: Dendermonde
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg
Datum van de uitspraak: 
don, 02/11/2017
A.R.: 
A.R. 16/2406/ A

Indien algemeen aangenomen wordt dat de schulderkenning niet noodzakelijk expliciet moet gebeuren, maar ook impliciet kan plaatsvinden, dan is het nochtans niet betwist dat er slechts dan sprake kan zijn van een schulderkenning wanneer de schulderkenning zeker is (vgl. M. Jourdan en S. Remouchamps, L'accident (sur Ie chemin) du travail : déclaration, procédure, prescription, Kluwer, coll. Études pratiques de droit social, p. 184).

Publicatie
tijdschrift: 
niet gepûbliceerd
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen,
A.R. 16/2406/ A

02/11/2017

afdeling Dendermonde

Vonnis D/elfde kamer

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde - zitting van 2 NOVEMBER 2017 A.R. 16/2406/A

In de zaak van :

NV FIDUCRE, fiduciaire van krediet, met zetel te 1140 Brussel, H. Matisselaan 16, KBO nr. 0403.173.372,

Appellante,

Gordunakaai 8;

Tegen:

M. E.,geboren te Beveren op 17.03.1963, industrieel ingenieur, wonende te 9220 Hamme, Heirbaan 241/002,

Gerelateerd

lees verder

Viewing all 119 articles
Browse latest View live